De moestuin van kasteel Hex kadert in een lange traditie van een seizoensgebonden en zelfvoorzienend leven. De tuin is een afspiegeling van de keuken van het kasteel. Of omgekeerd, zo je wil, ligt de tuin er op het bord.
De kalender en de teelttechnieken zijn generaties lang van tuinman op tuinman overgedragen en verbeterd. Dit overzicht helpt je mogelijk om je eigen zaaikalender op te stellen voor de komende maanden: van eind februari tot juni – voor elke tuinder, of hij nu liefhebber is of beroeps, zonder twijfel de drie drukste maanden van het jaar.
FEBRUARI/MAART
De wintermaanden zijn definitief voorbij: de temperatuur stijgt gestaag en er beweegt al van alles in de tuin. Maar ondanks de voorjaarskriebels is er toch – zeker in de eerste weken – enige voorzichtigheid geboden. Het kan in maart nog bij tijden behoorlijk guur zijn, en de bodem is nog nat en koud. Ik zet ondertussen alvast de serre en platte bakken op orde.
De eerste teelten die onze aandacht vragen zijn de groenten die langzaam groeien of en kiemen, zoals de seldersoorten – knolselder bijvoorbeeld. We zaaien selder in de serre in één van de zaaibakjes met een gezeefde grond, de zaden licht afgedekt met scherp zand. De fijne zaden verdeel ik met ruime spatie – zodat de kiemplantjes elkaar niet gaan verdringen in de tijd totdat ze klaar zijn om verspeend te worden. Selder is heel traag in het kiemen en heeft daarbij een temperatuur nodig van minstens 18 tot 20°C: ideaal voor in de veranda of op de vensterbank van je keuken. Een goede raad: houd je zaaibakje in de gaten; houd het dagelijks vochtig en verlies niet je geduld.
Naast de selder maak ik plaats op het tablet voor de zomerprei. Ook prei is een langzame kiemer met behoefte aan warmte. We zaaien in een diepe bak met een opstaande rand.
Paprika, pepers, aubergine en meloen zijn planten die van nature een lang seizoen kennen. Om half zomer de eerste vruchten te kunnen oogsten, moeten zij vroeg gezaaid. Ik zaai ze in zaaibakjes. Ze kiemen allemaal nogal vlug. Ik verspeen ze in potjes en houd ze nog tot mei in de warme serre.
Dan voorzien we ook plaats in de warmte voor kardoen en artisjok, en dit jaar zaai ik bijvoorbeeld ook asperge. De doorlevende planten zaai ik meestal in trails of potjes.
De warmte-minnende groenten houd ik warm op een elektrische warmtemat met thermostaat – met ‘s nachts een extra vliesdoek erover. In vroeger tijden was er een kolenkachel om de serre te verwarmen.
Kolen en sla hebben niet veel warmte nodig. In de serre kunnen we aan de slag vanaf de temperatuur rond de 12°C schommelt. De kolen voor lente en zomer zoals spitskool, vroege bloemkool en broccoli zaai ik in bakjes, om daarna te verspenen zodra de zaailingen een paar echte blaadjes hebben en een vertakt wortelstelsel tonen. Zij verblijven het best onder het glas van de platte bak tot het weer het toelaat om ze in de moestuin te planten.
De eerste suikererwten zaai ik rechtstreeks in potjes, na ze een nacht te hebben laten weken. Na een paar weken plant ik ze al uit onder het glas van de platte bak. Later in het seizoen gaat het glas er af en mogen ze in de hoogte groeien.
Ook het pootgoed van de vroege aardappelsoorten krijgt nu een plaats in de serre. We stallen het pootgoed uit over een aantal kisten met stro om voor te kiemen. Voor de biologische teelt kiezen we smakelijke oude rassen met een hoge weerstand: ‘Belle de Fontenay’, ‘Franceline’, ‘Rosabelle’ of ‘Roseval’.
In de platte bak zaai ik voorjaarsgroenten onder het glas op rijtjes. Ik begin meestal met de ‘Goudgele Gotte’ omdat die met zijn kleine krop sneller oogstklaar is. ‘Goudgele Gotte’, ‘Amerikaanse roodrand’, rode eikenbladsla, ‘Wit Dunsel’ zijn allemaal ook erg geschikt als snijsla. In afwachting van onze eerste kroppen, kunnen we hiervan al over enkele weken een gemengde salade oogsten. Daarnaast zaaien we dan een rijtje andijvie ‘Altijd witte’ en de salade-kruiden als tuinkers, rucola, bladmosterd, koriander en platte peterselie. Ik zaai ook rijtjes radijs, stengelui, selderij en kervel, niet te vergeten. Als het nodig blijkt kan je deze maand in de bak ook nog spinazie of veldsla zaaien.
Ik zaaien tenslotte een fikse bak vol vroege bussel-worteltjes. ‘Amsterdamse bak’ is een ongeëvenaard oud en smakelijk ras voor een eerste oogst in juni. Met de ‘gele stompe van Doubs’ en een paars ras variëren we ook in kleur.
In de moestuin beginnen we met het winterdek te verwijderen. We gaan de lemige aarde openbreken met een woelvork om de bodem in zon en wind te laten drogen en opwarmen. Een paar dagen later gaan we dan frezen, harken en zaaien.
We bereiden ook de percelen voor waar we in april of mei pas gaan zaaien (denk aan wortelen, witloof, ui of schorseneren). In de tussentijd zullen de onkruiden kiemen en hebben we de kans al een keer te schoffelen vóór het zaaien, hetgeen ons veel wiedwerk achteraf bespaart. Deze techniek heet het valse zaaibed.
Het eerste gewas dat, zelfs bij slecht weer, de grond in mag is de labboon (tuinboon). Labboon is een vaak vergeten of ondergewaardeerde groente. Niet alleen zijn de dikke bonen groen geoogst sappig en zoet, maar ook het blad, de bloemknoppen en de peulen kennen allerlei lekkere bereidingswijzen. De teelt kent nauwelijks zorgen. Aarzel dus niet om gaat deze oude groente aan je assortiment toe te voegen.
Verder is het de eerste helft van maart vaak mogelijk om bladgewassen in volle grond te zaaien, als raapsteeltjes, spinazie en warmoes. Als spinazie kiezen we in deze maand voor ‘Viroflay’ ; de warmoes is van het ras ‘blonde Lucullus’.
Met erwten in volle grond zaaien kijken we nog even uit. Erwten gaan makkelijk rotten als de omstandigheden niet gunstig zijn. Om een snelle opkomst te verzekeren weken we de zaden een nacht en laten we ze een dag of twee voorkiemen in de serre. Om te voorkomen dat ze bij aanhoudende regen toch in moeilijkheden zouden komen, aarden we de rij aan – waardoor de gevallen regen grotendeels van de rij wordt weggeleid. Denk er ook om de opkomende erwten zo snel mogelijk met een net te beschermen tegen de vogels.
Het is ook tijd om ui te zaaien en plant-ui en sjalot te zetten. Een zaai-ui (zoal een ‘Rijnsburger’ of ‘Alison Craig’) blijft langer goed in bewaring dan een plant-ui.
Tegen het eind van de maand kunnen ook de vroege aardappelen in de grond. Hun plaats in de serre wordt onmiddellijk ingenomen door de late soorten (zoals de ‘Cornes de gatte’) die op hun beurt snel aan het kiemen gaan.
KARWEITJES VOOR MAART
De vaste teelten worden nagekeken en aangevuld.
Bieslook, rabarber, suikerwortel of zeekool worden gesplitst.
Zeekool wordt afgedekt met bloempotten om te bleken.
Aspergebedden worden gehoogd
Het aardbeienbed wordt gewied, bemest en met stro bedekt.
APRIL
April is de lentemaand bij uitstek, maar de kans op nachtvorst blijft bestaan tot half mei; en dat houdt heel wat risico’s in voor de zomerse vruchtgewassen. Tot de zomerse vruchtgewassen rekenen we naast paprika, peper en aubergine, ook courgette, tomaat, augurk, komkommer, meloen en pompoen – en voor het gemak ook suikermaïs en basilicum.
Deze zomergewassen vragen een temperatuur van minstens 20°C tot 22°C om te kiemen, en in een later stadium nog altijd een temperatuur boven de 15°C. In de veranda of in huis voor een raam is een mogelijkheid, maar bij onvoldoende licht zie je de zaailingen al snel langgerekt naar de lichtbron kruipen. Ideaal voor de opkweek van deze soorten is de serre met een tijdelijke verwarming.
Paprika, aubergine, pepers en meloen zijn al zo vroeg mogelijk gezaaid (zie boven). Een lange periode in huis of in de serre brengt echter ook het risico mee van allerlei aantastingen. Dat maakt de teelt van sommige van deze zomergewassen soms tot een avontuur. Laat je vooral niet ontmoedigen door je tegenslagen.
De eerste tomaten worden eind februari gezaaid. Het gaat om de vroegste soorten, die in de serre worden geplant – of kruipende vroege soorten voor onder het platte glas. Het gros van de tomaten, de middentijdse buitentomaten, worden pas begin april gezaaid. Ze worden na twee tot drie weken verspeend, en worden liefst ook weer na enkele weken een tweede keer verpot – vooraleer ze naar buiten gaan. Ik profiteer van het verpotten om de tomatenplanten telkens wat dieper te planten.
Pompoen is de snelste groeier. Pompoen zaaien we daarom pas halfweg april, zodat deze planten zeker niet langer dan vier weken in de serre moet verblijven.
WARM VOORZAAIEN
In volgorde, van februari tot half april:
knolselder – bleekselder – zomerprei
artisjok – kardoen – meloen – paprika – aubergine
courgette – tomaat – basilicum
augurk – komkommer
pompoen
Met al die drukte rond de opkweek van de warme vruchtgewassen, is het niet verwonderlijk dat de zaai van de herfst- en winterteelten in april al eens over het hoofd wordt gezien. Noteer dus zeker en vast reeds in je agenda: witte en rode sluitkolen ‘Langedijker bewaar’, boerenkool, savooikool, spruitkool, winterbloemkool en winterprei. Het is niet nodig ze in de serre te zaaien – ze doen het uitstekend op een zaaibedje in volle grond of in de bak.
Voor de kweek van winterprei kiezen we het ras ‘Blauwe van Luik’. We zaaien ook nog een keer een vroege bloemkool.
In de platte bak zaaien we nu ook voor het eerst zomer-postelein en alle vier weken nog een beetje radijs, kropsla, ijsberg en wat sla-kruiden.
In volle grond begint april met het zaaien van de ‘Nantese’ wortel (voor de zomer en om te bewaren). Verder wordt er rode biet, ‘regenboog’-snijbiet, knolvenkel en schorseneer gezaaid; en vervolgens tussen de groenten rijen goudsbloem afgewisseld met oost-indische kers; en snijbloemen als cosmos, zinnia en reukerwten.
Het gaat al dicht naar 1 mei als het de beurt is aan de late pootaardappelen en tenslotte worden kropsla, bloemkool, broccoli, prei en seldersoorten uitgeplant.
KARWEITJES VOOR APRIL
Het bodemleven is ontwaakt – de composthopen worden weer opgestart.
Ook de insecten zijn terug van de partij – in de fruitbomen hangen we feronoom-vallen.
Het wortelperceel wordt met insectengaas overspannen.
Druiven, perzikbomen en rozen worden een eerste keer met zwavel gespoten.
De jonge koolplanten worden met een net beschermd tegen de houtduiven.
MEI
Mei is een maand met twee gezichten. Aan de ene kant zien we fijn zomerweer met soms uitschieters tot 25°C – anderzijds zijn de nachten soms nog schrikwekkend koud.
De serre staat overladen vol. Vanaf mei mogen de vruchtgewassen, zoals tomaten, voorzichtig naar buiten om langzaam te wennen aan de wind en de zon. Haal ze echter altijd tijdig terug binnen want de schok van één enkele koude nacht kan ze voor altijd verzwakken.
Halverwege de maand mei komt er samen met ‘de laatste der ijsheiligen’ gewoontegetrouw een einde aan de nachtvorst. Daarna mag het plantgoed van de zomerse vruchtgewassen naar de tuin. De eerste helft van de maand zijn we bezig met de percelen voor de vruchtgewassen klaar te maken zodat het planten dan zonder oponthoud kan gebeuren.
Tegelijk zaaien we in deze periode nog een keer erwten – voor een langer oogstseizoen.
We zaaien pastinaak en koolraap voor een herfstoogst; en een beetje later zaaien we suikermaïs en Nieuw-Zeelandse spinazie.
Vanaf begin mei mag ook het witloof gezaaid worden. Witloof zaaien is net als wortel zaaien een precies en geduldig werkje – dat je daarbij alleen bij goed weer kan doen. Hoe preciezer je er in slaagt te zaaien, hoe minder werk je zal hebben met het dunnen van de rijen. Tenslotte planten we in de eerste helft van mei de knollen van Dahlia in de borders van de moestuin.
Als het weer meezit zaai ik in de tweede helft van mei de eerste struikbonen. Ik leg elke 30 cm. drie tot vijf bonen in de rij, waarna ik – net als bij de erwten – de rij aanhoog. Bonen kunnen immers evengoed niét tegen koude nachten of natte grond.
Voor het overige zijn de dagen tot juni gevuld met het planten van pompoen, courgette, tomaat, paprika en basilicum, komkommer, augurk en meloen. De vroegste tomaten wordt, net als de meloenen, in de platte bak onder glas geplant. De overige tomaat-soorten worden aan touw – onder een afdak – omhoog geleid.
Voor pompoen reserveren we telkens een groot perceel. Augurk, aubergine en komkommer komen in de platte bakken die ondertussen vrijgekomen zijn van voorjaarsteelt. Ook augurk en komkommer worden gewoonlijk aan een touw geleid, terwijl aubergine en paprika met een simpele stok gesteund worden.
KARWEITJES VOOR MEI
De eerste behandelingen tegen insecten dringen zich op: een eenvoudig ecologisch insecticide op basis van zeep of olie tegen luis op koolsoorten en mineermot in de bladoksels van prei.
Netelgier wordt aangemaakt om als vloeibare meststof voor de vruchtgewassen te dienen.
De aardappelen worden gehoogd wanneer nachtvorst dreigt.
De wortelen worden gedund.
Voor de tomaten wordt er een afdak geknutseld.
Bij het planten van de vruchtgewassen wordt ruim compost aangevoerd.
De bonenstaken worden rechtgezet.
De percelen van de vruchtgewassen worden na het planten met stro afgedekt.
EN VERDER
We blikken nog even vooruit naar de werkzaamheden van de komende maanden. Begin juni worden staak- en pronkboon nog gezaaid – vijf bonen rond elke staak – alsook de droogboon ‘flageollet’ en een tweede keer struikboon. In de platte bak zaai ik nog een keer kropsla, ijsberg, knolvenkel, late bloemkool en Chinese kool voor een oogst in september.
Met de langste dag in het vooruitzicht verschijnen de eerste van onze late teelten in de ondertussen flink gevulde moestuin. De herfst- en winterkolen zijn immers één na één klaar om uit te planten en ook de winterprei moet nog een plaats zien te krijgen. Gelukkig zijn daar de percelen van de vroege aardappelen die vrijkomen.
We zaaien tenslotte nog scherpe en platbladige andijvie (‘skarol’), suikerbrood en radichio-soorten als ‘Castelfranco’ en ‘rode van Verona’ in de platte bak om in de zomermaanden te verspenen.
Om terug spinazie te zaaien wachten we nog tot eind juli; we kiezen dan eerst voor een trage groeier als ‘Viking’, voor een oogst in september. En met de zaai van veldsla, winterpostelein, raap en rammenas wachten we tot de zomermaanden helemaal voorbij zijn.
Veel succes!
Gust Duchamps, moestuin Hex.